Serveren Bron: brouw-bier.nl - Alles wat de amateur bierbrouwer of bierliefhebber moet weten over het brouwen van bier bierliefhebber moet weten over het brouwen van bier Naast het gewone pilsje zijn er gelukkig talrijke speciale bieren en je kan ten overvloede genieten van gerstenat in de vorm van alcoholarm bier, van een donkere moutdrank, malzbier, een verfrissend witbiertje of van een smakelijke lentebock. Een ding is zeker: Het schenken van bier vereist aandacht. Behoedzaamheid is een van de vuistregels voor het schenken van een mooi glas bier. Een andere bepalende factor is het feit dat het glas grondig schoon en droog moet zijn en geheel vrij van zeepresten of andere schoonmaakmiddelen. Temperatuur Rond de zes graden ligt de ideale schenktemperatuur van een pilsje. Bier van hoge gisting geniet u op een iets hogere temperatuur, waarbij de bieren met een hoge dichtheid en een hoog alcoholgehalte het best tot hun recht komen op drinktemperaturen vanaf 10 graden tot kamertemperatuur. Gist Bij de meeste amateur-bieren en commerciële bieren met nagisting op de fles hebben enige sediment op de bodem. Dit sediment bestaat voor het grootste deel uit dode gistcellen. Sommige mensen schenken dit sediment ook in het glas, anderen laten het achter in de fles. Weer anderen proeven dit sediment apart. Wil je het bier zonder sediment drinken, laat dan het bier enige dagen rusten en schenkt dit dan heel rustig tot op ongeveer 1 cm van de bodem van de fles in het glas. Dit moet in een doorgaande handeling gebeuren. Het sediment mag niet opwarrelen, maar moet op de bodem van de fles achterblijven. Het juiste glas Veel brouwerijen hebben voor hun speciale bieren een eigen type glas. Dit is niet zo maar een glas met een beeldmerk van het betreffende bier erop ter onderscheiding van het bier van andere bieren, maar het heeft wel degelijk zin dit glas te gebruiken en geen ander. Het is een 'zonde' om een mooie Trappist uit te schenken in een fluitje in plaats van een bokaal. In een afwijkend glas kunnen smaak, aroma, afdronk en zelfs de kleur nooit goed tot hun recht komen. Ook de dikte van het glas is naast de vorm een bepalende factor. Een kelkvormig glas draagt er toe bij dat een schuimkraag niet dikker wordt dan ongeveer twee centimeter. Dit komt de fruitige smaak van het bier ten goede. Buikvormige glazen veroorzaken op hun beurt een substantiële schuimkraag van drie tot vier centimeter. Het is altijd aan te bevelen het speciale glas dat de brouwer voor zijn bier heeft laten maken te gebruiken. Heeft u dit niet dan kiest u een glas dat in vorm en dikte overeenkomt. Let u erop dat in de vaatwasser het vaatwasmiddel de logo's op de glazen kan aantasten. Dit geldt evenzeer voor de gouden randen. Voor het vergelijkbaar proeven onder zoveel mogelijk dezelfde condities, moet je eigenlijk gebruik maken van het ISO glas Schuimvorming Bier bevat koolzuurgas, kooldioxide (CO2). Als je bier in een open glas laat staan, ontsnapt het koolstofdioxide naar de lucht. Door het bier te bottelen, blijft het gas in de vloeistof opgesloten. Bij het bottelen wordt het bier zodanig afgevuld, dat hooguit een overdruk van twee bar ontstaat. Zolang het flesje gesloten blijft, is er sprake van een evenwicht. Er komt voortdurend koolstofdioxide uit het bier vrij dat zich verzamelt in de ruimte onder de kroonkurk. Evenveel gasmoleculen duiken echter weer terug de vloeistof in. Pas als je de dop van de fles trekt, raakt het evenwicht verbroken. Het gas onder de dop schiet naar buiten en de plotselinge ontsnapping van de moleculen veroorzaakt een temperatuursverlaging. Het gas zet uit en drukt daarbij de omringende lucht weg. De energie die het daarvoor nodig heeft, onttrekt het aan zichzelf: de bewegingsenergie van de gasmoleculen neemt af. Dat betekent dat de temperatuur daalt. Bij een tot 8 °C gekoeld biertje kan de temperatuur van het gas afnemen tot wel -35 °C. De afkoeling duurt een fractie van een seconde, maar is voldoende om de aanwezige waterdamp in het gas te laten condenseren tot druppeltjes. Zo ontstaat een fijne, witte mist die omhoog komt uit de nek van het geopende flesje. Ook dieper in het flesje vinden veranderingen plaats. Allereerst ontstaan de karakteristieke belletjes. Voordat het flesje geopend wordt, zijn die niet te zien. Door de overdruk blijft het koolstofdioxide in het bier opgelost. Eenmaal blootgesteld aan de buitenlucht valt de druk terug tot de normale waarde, zodat de gasbelletjes kunnen ontsnappen. Aangezien gas lichter is dan vloeistof, rijzen de belletjes naar het oppervlak. Daar vormen ze met in bier aanwezige eiwitten de schuimkraag.